Loonkloof tussen onderwijs en privésector bedraagt minder dan 4 procent (als je extralegale voordelen niet meetelt)
De loonkloof tussen het onderwijs en de privésector bedraagt gemiddeld minder dan 4 procent. Dat blijkt uit een studie van de KU Leuven en de Universiteit Antwerpen in opdracht van Vlaams minister van Onderwijs Zuhal Demir (N-VA). Belangrijke nuance: de studie keek enkel naar het bruto dagloon, niet naar de extralegale voordelen die in de privésector een aanzienlijk deel van het totale inkomen kunnen vormen.
Ine Philippe
vr 07 feb 14:56
Uit de studie van de KU Leuven en Universiteit Antwerpen blijkt dat het bruto dagloon binnen en buiten het onderwijs relatief dicht bijeen liggen. Het verschil bedraagt doorgaans minder dan 5 euro op een gemiddeld dagloon dat tussen de 120 en 135 euro ligt. Dat komt neer op een loonkloof van minder dan 4 procent. Volgens de studie is het loon binnen de onderwijssector "vrij competitief".
Onderwijs
Zij-instromer Corine blikt terug op eerste schooljaar als directeur: "Samenleving moet de kracht voelen van goed onde...
zo 30 jun 2024
08:42
Er zijn wel wat verschillen naargelang het diploma en de leeftijd. Zo zal een kleuterleider gemiddeld minder verdienen in de privésector dan in het onderwijs. Ook leerkrachten tussen de 18 en 25 jaar zullen een lager gemiddeld dagloon hebben wanneer ze het onderwijs verlaten. Een leraar van 32 jaar of ouder met een masterdiploma zal dan weer meer verdienen in de privésector, gemiddeld zo'n 10 euro aan bruto dagloon.
Belangrijke nuance bij die vergelijking: de extralegale voordelen werden niet meegenomen in de berekening. Die zijn in het onderwijs eerder beperkt. Bedrijfswagens, ecocheques en maaltijdcheques of gsm-abonnementen: de meeste leraren moeten die voordelen aan zich voorbij laten gaan. "Het is belangrijk dat op beleidsniveau inspanningen worden geleverd om toch extralegale voordelen te voorzien voor leraren", luidt het in de studie.
1 op de 4 startende leraren is zij-instromer
Daarnaast toont de studie aan dat in 2021 ruim 26 procent van de startende leerkrachten een zij-instromer was. Dat is een aanzienlijke stijging tegenover 2012, toen amper 14,9 procent een zij-instromer was. Bij leraren in het hoger secundair onderwijs liggen die cijfers nog hoger: daar is 1 op de 2 startende leraren met een lerarendiploma een zij-instromer.
Zij-instromers verlaten wel nog steeds sneller weer het onderwijs dan niet-zij-instromers. Na 3 jaar is 73,1 procent van de zij-instromers met een lerarendiploma nog aan de slag in het onderwijs. Bij de niet-zij-instromers gaat het over 79,1 procent. Bij beide groepen vallen de meeste leraren uit in de eerste 2 jaren van hun loopbaan als leerkracht.
Om ervoor te zorgen dat meer leraren, zowel zij-instromers als niet-zij-instromers, actief blijven als leraar, moet er volgens de studie meer worden ingezet op de ondersteuning van startende leerkrachten. "De eerste jaren, en de manier waarop leraren tijdens die periode worden ondersteund zijn van cruciaal belang", aldus de studie.
Een stabiele opdracht speelt daarbij een essentiële rol. Startende leraren die veel verschillende en versnipperde opdrachten krijgen, zouden sneller het onderwijs verlaten. Die korte en niet-aaneengesloten opdrachten zorgen immers voor een grotere werklast, vooral omdat startende leraren nog geen beroep kunnen doen op eerdere werkervaring in het onderwijs (zoals het gebruikte lesmateriaal en eerdere lesvoorbereidingen).